De Alde Feanen is gehuld in een loodgrijze deken. De geelbruine rietlanden, broekbossen en inktzwarte waterpartijen steken scherp af tegen de laaghangende sluierbewolking. De wind trekt venijnig aan. De miezerige regen striemt in het gezicht, dus waarom zou ik thuisblijven. Helemaal alleen dwaal ik door de moerasparel van It Fryske Gea. Na de tocht door de laagveenwildernis voel ik me als herboren en heb ik drie watersnippen in volle vlucht gezien. Een optimale score.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Hans Pietersma en Dico de Klein
Het is zo’n dag dat binnenblijven het credo lijkt. De wereld is klein, nat en oogt weinig vriendelijk. Het nodigt bepaald niet uit tot een wandeltocht op zoek naar een vogel die ook nog eens een geweldige schutkleur heeft, zeker in de nadagen van de winter als het bruin en zwart in de velden overheerst. Het verenkleed van de watersnip met gebandeerde flanken vormt een perfecte camouflage in de natte graslanden, slootkanten en moerasvegetatie. Maar van binnenzitten ga ik me niet beter voelen, de elementen lonken. Ik wil er op uit.
Het Nationaal Park in het hart van Fryslân leent zich uitstekend voor een korte of langere tocht te voet. Er lopen talloze routes door het laagveen dat gelukkig ruim honderd jaar geleden ontsnapte aan de ontginningsdrift van turfgravers en boeren. Het is het grootste natte natuurgebied op het Friese vasteland en een prima plek om wild te spotten. De otters gedijen er weer, grote kans dat de wandelaar de struinpaden van de otter kruist. De rover is te schuw om zich te tonen, maar zijn sporen zijn overal in het gebied te vinden. Vanuit De Alde Feanen koloniseert de visotter, nauw verwant aan de marter, heel de provincie. De natuur rukt op.
Direct als ik de Wâldwei verlaat parkeer ik de auto in een bosje schuin tegenover zandwinning Panhuyspoel. Vanaf de parkeerplaats loopt een streekpad rechts om de waterplas langs de oever. De beschutting van het bosje breekt de wind. Dat het hard waait blijkt wel uit de golfslag. Tegen de oeverrand vormt zich schuim, het water klotst het land op. Ik volg het pad door het bosje het weiland in. Ik betreed nu de laaggelegen polder De Bolderen, deze zogenaamde winterpolder staat droog in tegenstelling tot de nabijgelegen blauwgraslanden en dotterbloemhooilanden die in de winter onderlopen. De polder is dan ook een belangrijk weidevogelgebied en foerageerplek voor ganzen en smienten. In het voorjaar bloeit hier de echte koekoeksbloem, de kale jonker en rietorchis. In het broedseizoen is dit pad met het oog op de kwetsbare weidevogels niet toegankelijk, dus dan graag een andere route nemen.
Het pad komt uit op de Heawei. Aan de dijk liggen verspreid boerderijen in de luwte van dijk en erfbeplanting. Vinken en mezen hebben beschutting gezocht in de bladloze kruinen. De wind slaat vol in mijn gezicht, mocht ik al een beetje soezerig zijn van te lang binnenzitten dan word ik nu wel klaarwakker. Een verkwikkend bad, zo in de ochtend. Een paartje nijlganzen is neergestreken bij een paddock vlakbij een bungalow. De eendachtige exoot valt niet meer weg te denken uit het Nederlandse weidelandschap. Luidruchtig maakt het paartje zijn aanwezigheid kenbaar, de paarden kijken er niet meer raar van op. Een klein stukje volg ik landweg De Bolderen om vervolgens via de achterdeur De Alde Feanen binnen te lopen. De rode paaltjesroute voert me door de natuurgebieden Reid om ‘e Krite en Wikelslân.
Het pad laveert tussen het riet door het sponzige veen. Boven mij hoor ik opeens een doordringende schorre roep. Ik kijk omhoog en zie zigzaggend drie turbovogels overvliegen. Het squadron zet er flink de sokken in. In no time verdwijnen ze uit beeld. Het gedrongen lijf, de lange snavel en de gestroomlijnde vleugels neemt elke twijfel weg: de watersnip gesnapt. Het zijn duidelijk doortrekkers, ze vliegen weg achter de horizon. Hoewel de watersnip tot de zeldzame weidevogels in Nederland behoort, maakt de vogel wel deel uit van het cultuurgoed. Zo kennen we het spreekwoord ‘zo verkouden als een snip’, wat de overtreffende trap voor een stevige verkoudheid is. Aan het proesten en sniffen komt dan geen eind. Past goed bij de buien die me vandaag tot aan mijn sokken kletsnat maken.
Ontginning van natte weiden en moerassen blijken funest
Een schuit met een puntig toelopende, hellende voorsteven is eveneens tot snip gedoopt. Het meest kenmerkende voor de vogel is immers de lange snavel die bijna een derde meet van zijn totale lengte. Met de wereldwijde verspreiding van de snip zit het nog wel aardig goed, maar de soort loopt in Nederland schrikbarend snel terug in aantallen. Vandaar dat hij op de Rode Lijst is beland voor broedvogels. Ten opzichte van de jaren vijftig van de vorige eeuw is de populatie watersnippen met 75 procent afgenomen. Rond 1970 waren er nog wel tienduizend paartjes, nu is dat aantal beperkt tot een paar duizend. De verdroging van landbouwgebied en de ontginning van natte weiden en moerassen blijken funest. De liefde van de Nederlander voor de snip drong ook tot de Nederlandse Bank door. In de jaren negentig verscheen de vogel op een bankbiljet van honderd gulden. De lastenverlichting van honderd gulden die minister Zalm vervolgens in 1998 voor elk huishouden doorvoerde, kreeg de naam Zalmsnip. Die regeling heeft tot 2005 bestaan. Wie tegenwoordig nog een snip wil scoren, moet weer het veld in.
De maanden januari, februari en maart lenen zich heel goed voor een waarneming omdat er nogal wat trekkers neerstrijken in De Alde Feanen. Ze overwinteren hier en zoeken in het begin van het voorjaar hun broedgebieden weer op. Tijdens het broedseizoen laat de watersnip zich slechts mondjesmaat zien. Meest opvallend is de baltsvlucht, waarbij de vogel in een schuine hoek omlaagduikt. Hij spreidt daarbij zijn buitenste verenpennen, die merkwaardig gevormd zijn. Door de luchtweerstand ontstaat vibratie en een merkwaardig blatend geluid. Daar dankt deze snip de bijnaam ‘hemelgeit’ aan. De baltsactiviteit is het hoogst in ochtendschemer, de namiddag en avondschemer, speciaal bij vochtig en zacht weer. De motregen van vandaag is wat dat betreft ideaal. Weer of geen weer, eropuit. Er is geen ontkomen aan. Het getemperde licht van de ochtendschemer houdt de hele dag aan. Het wil maar niet opklaren. In het schemer maak ik mijn wandeling, een bijzondere sfeer.
De paartjes watersnip vinden elkaar in het broedgebied, ze zijn monogaam, trouw aan elkaar en territoriaal ingesteld. Beide ouders hoeden en voeden de jongen, meestal bestaat een legsel uit vier eieren, heel soms zijn er twee legsels. Mannetje en vrouwtje nemen apart enkele jongen voor hun rekening. Gedeeld ouderschap dus. De legtijd is tussen eind maart en juli. De lange snavel van de watersnip heeft zachte grond nodig om in te boren, daarom nestelen ze alleen in natte graslanden op veengronden, gemaaide rietlanden en in natte heidegebieden. In De Alde Feanen behoren de blauwgraslanden op de Rûne Sâne en de Twa Sân Mêden of de kleurrijke dotterbloemhooilanden op de Wyldlannen, Laban en de Lange Sâne tot de meest geschikte broed- en foerageergebieden. De vogel zoekt insecten en larven op de tast in de bovenste bodemlaag door de snavel in een snel ritme verticaal in de natte grond te steken. De doortrekkers zijn afkomstig tot uit Rusland en bivakkeren in Nederlandse laagveenmoerassen of trekken verder door naar de Britse Eilanden en Zuidwest-Europa. De aantallen zijn het hoogst in maart en begin april en later in het jaar opnieuw tussen half september en half november. Door vernatting van De Alde Feanen hoopt It Fryske Gea het tij voor de watersnip en andere kwetsbare weidevogels te keren. Natte greppels en laagtes en hoge voorjaarspeilen geven de ‘hemelgeit’ een steuntje in de rug. Operatie vernatting is volop aan de gang.
Terwijl ik vanuit de open rietvelden van de Reid om ‘e Krite naar het beschutte broekbos van elzen en berken in het Wikelslân loop, kan ik nog een paar memorabele ontmoetingen noteren. Achter de Amerikaanse windmolen speelt een grote witte reiger verstoppertje. Pas als ik een paar passen dichterbij kom, slaat de sierlijke spillepoot de vleugels uit. Met enkele stoïcijnse vleugelslagen verruilt hij de slootkant voor een rustiger stek verderop aan de waterkant. De S-vormige lange nek strekt zich om tegen de wind in vaart te maken. Even later klapwiekt een aalscholver voorbij met een pas gevangen vis die uit zijn bek hangt. Verderop dobbert een armada kuifeenden. Het mag hondenweer zijn, vervelen doe ik me niet. Een stuk beter dan binnen zitten bij de kachel en niets beleven. Straks kan ik me wel weer opwarmen. Over het fietspad langs de weg loop ik terug naar de auto. In de weilanden grazen rietganzen, een blauwe reiger doet net alsof hij bij de keuvelende grashappers hoort. De lijzige vogel met zijn gebogen jichtige gestalte valt nogal uit de toon bij de dikbuikige, gakkende kolonie die zich schranzend een weg baant door het eiwitrijke menu van het boerenland. Als ik bijna bij de auto ben schiet een paartje fazanten in de dekking van een bosje. Ook mooi.
Zelf eropuit?
Nationaal Park De Alde Feanen is één van de pronkjuwelen van It Fryske Gea. Dit laagveengebied van 2280 ha bestaat uit een zeer afwisselend landschap met onder andere open water, rietlanden en moerasbossen. De Bolderen, Wikelslân en Reid om‘e Krite liggen in het noordoosten van het natuurgebied. Ze bestaan grotendeels uit natte hooilanden en rietlanden, afgewisseld met verlande en beboste, deels verlande en open petgaten. De afgelopen jaren heeft It Fryske Gea nieuwe petgaten aangelegd en verlande petgaten uitgegraven om het gebied te vernatten en zo het leefgebied van de watersnip te vergroten.
Toegankelijkheid
De Alde Feanen ontvangt jaarlijks honderdduizenden bezoekers, waarvan de meesten het natuurgebied via het water bewonderen. Wikelslân en Reid om‘e Krite zijn vooral wandelend goed te verkennen. Er zijn diverse gemarkeerde wandelpaden aangelegd die de wandelaar langs drie vogelkijkhutten en een uitkijktoren leiden. Daarnaast loopt door deze gebieden een kanoroute. Honden zijn hier aangelijnd welkom.
Aan de Ds. Van der Veenweg, even buiten Earnewâld (Eernewoude), ligt een parkeerterrein voor bezoekers en ook aan de Feantersdyk ligt een kleine parkeerplaats met toegang tot het gebied. Beide toegangen zijn voorzien van een informatiepaneel. Ook bij de visvijver tegenover de Van Panhuyspoel is een parkeerplaats te vinden. Het deel van de wandelroute tussen de weg De Bolderen en de uitkijktoren in het Wikelslân is tijdens het broedseizoen van 15 maart tot 15 juli niet toegankelijk.
Aan de Koaidyk bij Earnewâld ligt het bezoekerscentrum van Nationaal Park De Alde Feanen. Vanaf het bezoekerscentrum starten iedere week verschillende excursies. De kanoexcursie is een aanrader voor de sportieve natuurliefhebber. Rustig peddelend kunt u genieten van een aalscholver die zijn vleugels staat te drogen aan de oever, het acrobatische baardmannetje dat aan een rietstengel hangt of een bruine kiekendief die zweeft op de termiek. Wilt u liever op een grotere boot van al dit natuurschoon genieten? Vanaf de stille excursieboot ‘De Blaustirns’ is er een prachtig uitzicht over de rietvelden en het water. Kijk voor meer informatie op www.itfryskegea.nl/aldefeanen