De libel heeft haar naam niet mee. De aanduiding paardenbijter klinkt alsof het insect een plaag is van viervoeters, maar het tegendeel is waar. Zij patrouilleert om paarden en koeien heen en jaagt juist op dazen en muggen die zich dicht op het lijf van de dieren ophouden. Daardoor dachten boeren vroeger dat de libel hun vee lastig viel, terwijl die zich opwierp als beschermer. Hoogste tijd voor eerherstel. Ik zoek de glazenmakersoort in natuurgebied het Easterskar.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Dico de Klein
Er is nóg een mooie aanleiding om het uitgestrekte laagveenmoeras achter Heerenveen met een bezoek te vereren. It Fryske Gea heeft haar bezit bij Rotstergaast in 2019 verrijkt met een essentiële waterverbinding met de Tsjonger. Dwars door de weilanden tussen de Friese rivier en het zompige natuurgebied is een meanderende beek gegraven die oppervlaktewater naar het moeras brengt. Een levensreddend infuus waardoor het laagveen in elk geval een stuk natter blijft en in droge zomers minder snel uitdroogt al is de kwaliteit van het toegevoerde water nog lang niet optimaal. Het planten- en dierenleven plukt de vruchten van de ingreep.
Langs de kreek, met her en daar waterpoelen, loopt een voetpad naar het helofytenfilter, een rietveld dat het water zuivert. Vervolgens kunnen er rondwandelingen van uiteenlopende lengte door de broekbossen, rietlanden en over kaden langs de plassen worden gelopen. De verbinding met de Tsjonger moet het weer mogelijk maken dat de zilveren maan en de grote vuurvlinder zich weer als vaste bewoner in het moeras vestigen. Ook de otter, tientallen soorten libellen, de bittervoorn, de kleine modderkruiper en op termijn de bever profiteren van de ingreep die weer eens toont dat versterking van de natuur zin heeft en veel rijkdom oplevert.
De afgelopen jaren zijn er vijftien nieuwe petgaten in het 560 hectare omvattende natuurgebied uitgegraven. Er groeit straks waterscheerling en krabbenscheer in de plassen, planten die de veengroei weer op gang brengen. De heikikker is overigens één van de meest opmerkelijke moerasbewoners. De mannetjes verschieten in de paartijd van opwinding letterlijk van kleur. Van normaal rood/groenbruin kleuren de casanova’s een paar dagen fel blauw. De vrouwtjes houden wel van een dergelijk opkikkertje. De kikkers laten zich volop horen met een geluid als van een onder water vollopende lege fles: wuob, wuob, wuob…
De zoektocht naar de paardenbijter begint vanaf de parkeerplaats aan de Hoge Dijk ter hoogte van Sintjohannesga. Met een stap sta ik gelijk midden in de natuur. Aan mijn rechterhand aan de overkant van de weg lintbebouwing met aangeharkte tuintjes, opritten en vrijstaande woningen aan de kant van het Easterskar wilde natuur, een mix van petgaten, begroeide legakkers, moerasbos en rietkragen. Mijn hart maakt een jubelsprong als ik pal tegen de stijve bries in door het groen wandel dat langzaamaan een herfstkleed krijgt.
De berkenbladeren kleuren uitbundig geel, de els krijgt een donker voorkomen en de eiken dragen roestbruine bladeren. De laaghangende grijze wolken hebben donkere buiken, daarboven hangt witte sluierbewolking onder een blauwe hemel. Het zijn net brede vegen op het panoramische doek van een kunstschilder. De zon prikt tussen de lagen bewolking door en belicht het laagveenmoeras. De stralen weerkaatsen op het water, een wilde eend dobbert op het oppervlak. Boven de ruigte dansen libellen, ze lijken krijgertje te spelen, maar jagen op andere insecten. Ik kruis petgaten en legakkers waarna het pad dieper het moerasbos in leidt. De knoestige bomen en struiken vormen een tunnel. Aan het eind schemert het licht. Een roofvogel die hoog in een eik op een zijtak rust, slaat de vleugels uit. In een paar machtige klappen stijgt hij boven het bosje uit. In de verte klinkt gesnater van eenden en het aanhoudend geroezemoes van gakkende ganzen. Mijn oog valt op een grote libel die verderop neerstrijkt op een riethalm. Voorzichtig nader ik om het insect te bekijken. Libellen determineren blijft lastig, maar ik ben vrij zeker dat ik de paardenbijter heb gevonden.
De fraai getekende libel is tussen de vijf en zeven centimeter lang, het achterlijf donker met een mozaïektekening van licht gekleurde vlekken. De zijkant van het borststuk is donker, met twee gele banden die aan de bovenkant blauw getint zijn. Opvallend bij het mannetje is de gele tekening in de vorm van een spijker op de rugzijde van het achterlijf. De paardenbijter vliegt relatief laat uit, vanaf juli tot in november, met de grootste aantallen in augustus en september. Ze zijn vooral ‘s middags actief, op warme avonden zelfs tot diep in de schemering. Doordat ze trillend met achterlijf en vleugels hun lichaam opwarmen, kunnen ze zowel voor zonsopkomst als na zonsondergang actief zijn. In de nazomer en het vroege najaar vliegt deze libellensoort vaak in grote groepen rond. Ze zijn gelukkig voor paarden en koeien talrijk, houden van zwerven en leggen behoorlijk grote afstanden af. Het misverstand waaraan de paardenbijter zijn onaardige naam dankt is veroorzaakt doordat paarden erg schrikachtig zijn. Ze reageren panisch op horzels en dazen, de boeren dachten dat de paardenbijters die om het dier heen vlogen de oorzaak waren, terwijl die juist de lastposten wegvingen.
De larven zijn vraatzuchtig
De paardenbijter heeft een levenscyclus van een jaar tot hooguit twee jaar. De eerste winter brengt de libel door als eitje. Het vrouwtje zet duizenden minuscule eitjes af die kleiner dan een millimeter zijn. Als het eitje uitkomt, verschijnt er eerst een zogenaamde prolarve, een wormachtig diertje dat nog omgeven is door de eihuid. Met spartelende beweging verplaatst het diertje zich vervolgens naar de plek waar hij moet opgroeien. Daar vervelt hij en verschijnt de larve die vrij kan bewegen en jagen op andere, kleinere waterdiertjes. Ze vervellen een paar keer om verder te kunnen groeien. Al die tijd blijft het bouwplan, anders dan bij bijvoorbeeld vlinders en kevers, hetzelfde. De vleugelaanleg is duidelijk zichtbaar. De libellen hebben daarmee als primitief insect een onvolledige gedaanteverwisseling. De larven zijn vraatzuchtig, ze moeten eten om alle vervellingsstadia te volbrengen.
De larven leven in stilstaand of langzaam stromend water, vaak voedselrijk en niet te zuur. Het laagveenmoeras Easterskar is daarmee voor de paardenbijter een gedroomd paradijs.
De uitgestrekte oeverzones van petgaten en uitgeveende plassen zijn een ideale broedplaats voor muggen en dazen en bieden daardoor volop voedsel en ideale schuilmogelijkheden. Het zogenaamde ‘uitsluipen’, waarbij de larve de ontwikkeling doormaakt naar het vliegstadium, vindt tussen eind juni en eind september plaats. De larve klimt langs een stengel of riethalm uit het water op zoek naar een geschikte uitsluipplek. De huid van kop en borststuk barsten open en heel langzaam komt de volwassen libel tevoorschijn. De indrukwekkende verkleedpartij duurt ongeveer een uur. Op het laatst, als kop, borststuk en poten eruit zijn, grijpt de libel zich vast aan zijn lege omhulsel en trekt het achterlijf er uit. Het oogt als de meest huiveringwekkende scène uit de film Alien, alleen ditmaal met een goede afloop.
Dan is de verkleedtruc nog niet helemaal ten einde. Het belangrijkste moment breekt nog aan. Het verfrommelde en kleurloze dier blijft nog een tijdje beduusd hangen om te bekomen van alle inspanningen. Vervolgens pompt hij zich door lichaamsvloeistof op. Het achterlijf strekt zich langzaam en krijgt de langgerekte vorm die de volwassen libel eigen is.
De vleugels ontvouwen zich dan ook. Als de libel zich naar tevredenheid in de juiste vorm heeft geblazen, scheidt de insect het overtollige lichaamsvocht door het achterlijf in druppels uit. Daarna moet het model verder uitharden, als een product dat van de lopende band rolt. Op zijn eerste vlucht zoekt de juveniel met glimmende vleugels van nieuwigheid een boom of struik om te rusten. Omdat de libel tijdens de uitsluiping kwetsbaar is voor vijanden zoals vogels of kikkers, vindt het moment van de gedaanteverwisseling doorgaans vroeg in de ochtend of tijdens de nacht plaats als de kans om opgegeten te worden het kleinst is. De volwassen libellen jagen het liefst langs de broekbosranden op boomkruinhoogte of tussen de manshoge rietvelden.
In een veldje langs de kade waarover het pad loopt, liggen twee paarden languit in het gras. Een bruine merrie staat rechtop en zwiept met haar beige staart. Ik blijf even kijken en ja hoor een paardenbijter doet haar naam eer aan. Verguisd maar zwaar ten onrechte. De paarden laten zich de hulpverlening welgevallen. In een verderop gelegen weiland zie ik een kleine twintig grote zilverreigers als blinkende piketpaaltjes in het land staan. Honderden ganzen gaan gakkend op de wieken en vliegen in formatie over mijn hoofd. Wat een gelukzaligheid. Het Easterskar is een geheimzinnig oerlandschap, waarin je jezelf helemaal kunt verliezen. Het riet ruist in de wind, bladen ritselen. Koolmezen zoeken elkaars gezelschap in een boom. Bij elke stap heeft de natuur in het laagveenmoeras een nieuwe verrassing in petto.
Zelf eropuit in Het Easterskar?
Het Easterskar is een laagveengebied onder Sintjohannesga ten westen van Heerenveen. Het wordt gekenmerkt door open en verlande petgaten, schrale graslanden, moerasbos, rietland en open water. Het Easterskar vormt een restant van de vervening gedurende de tweede helft van de negentiende eeuw van de veengebieden ten noorden van de Tsjonger tussen Heerenveen en de Tsjûkemar. Het gebied heeft te maken met het weglopen van water naar de veelal lager liggende, omringende landbouwgronden. Daarom zijn er de afgelopen jaren diverse natuurontwikkelingsprojecten uitgevoerd om de waterhuishouding te verbeteren en het water beter in het gebied te houden.
Het natuurgebied heeft door zijn waterrijkdom een grote aantrekkingskracht op diverse vogelsoorten die zich thuis voelen in moerasbos, riet en ruigte. Met name de grauwe gans verblijft hier vaak in grote aantallen, maar ook roofvogels als visdief en zeearend zijn hier waar te nemen. Daarnaast vormt het waterrijke Easterskar een goed leefgebied voor libellen.
TOEGANKELIJKHEID
Het Easterskar kent verschillende plekken om een wandeling te beginnen. De parkeerplek bij de vogelkijkhut en de zwaluwbunker aan de Richard Jungweg vormt het belangrijkste toegangspunt, voorzien van een informatiepaneel. Langs de Scharweg, die dwars door het gebied loopt, is een drietal parkeermogelijkheden te vinden met toegang tot het gebied en informatiepanelen. Daarnaast zijn aan de noordkant aan de Hoge Dijk en aan de zuidkant aan de Schoterweg nog twee toegangspunten, waarbij de westelijke toegang over het wandelpad langs de nieuwe verbinding met de Tsjonger leidt en van een informatiepaneel is voorzien. Met uitzondering van een deel aan de oostzijde is het gebied het gehele jaar vrij toegankelijk op de paden. De vogelkijkhut ‘Skiere goes’ wordt graag bezocht en is zelfs met rolstoel bereikbaar. Honden zijn welkom, mits aangelijnd in verband met hier grazende schapen.
Voor meer informatie en een gratis te downloaden wandelfolder kijkt u op: www.itfryskegea.nl.