Zijn Engelse naam Pied Avocet dankt de kluut aan zijn karakteristieke zwart-witte verenkleed. Het lijkt op de kleding van de pleitbezorgers in de Europese rechtszalen. Een zwarte kap als een soort capuchon die sterk contrasteert met de witte toga. Het Noarderleech, een natuurgebied aan de Waddenkust van It Fryske Gea, is een van de beste plekken in Fryslân om de opmerkelijke steltloper te spotten.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Dico de Klein, Tjerk Kunst en Hans Pietersma
Op de radio klinkt het opzwepende spotlied van de Talking Heads ‘Road to Nowhere’ terwijl ik zo ver noordwaarts rijd tot ik niet meer verder kan. De weg stopt pal voor de zeedijk. Hier houdt het land op en begint Noard-Fryslân Bûtendyks. De wegen worden steeds smaller, volgen het meanderende patroon van dijken en ingepolderde slenken en kwelderruggen. Het is een route naar nergens, het einde van de wereld, en toch stemt het uitermate vrolijk, net als de popsong. Hier is lucht, vrijheid, ruimte en het is er wonderbaarlijk stil. Een wonderlijke plek.
Het vroeger op de zee veroverde land is verdeeld in kleurige vlakken, al naar gelang de agrarische bestemming. Sommige percelen zijn geploegd en ogen loodgrijs, op andere akkers staan suikerbieten, graan, aardappels en maïs of ze zijn in gebruik als weiland. De boerderijen omzoomd met populieren, beuken of eiken vormen oases in de weidse vlakte. Aan de horizon rijst de hoogbouw van Leeuwarden op, dichterbij fungeren kerktorens als wegwijzers. Het is een doorzonlandschap. Het laaghangende wolkendek maakt het gebied nog platter dan het is. Er ontstaan gaandeweg brede scheuren in het grijs, blauwe banen bieden ruimte aan de zon. Ik parkeer de auto bij het kweldercentrum van It Fryske Gea aan de rand van het buitendijks natuurgebied. Vanaf daar lopen een paar mooie wandelroutes door de buitendijkse kwelders.
Vanaf de kruin van de zeewering neerkijkend op de uitgestrekte buitendijkse weilanden die geleidelijk overgaan in slikvelden en uiteindelijk botsen op de Waddenzee lijkt de wildernis op het eerste gezicht weinig imposant. Schijn bedriegt, want het natuurlijk kwelderlandschap biedt alleen al jaarlijks zo’n 600.000 vogels onderdak. Ze rusten, foerageren en broeden in de zilte prairie. En elk jaargetijde veranderen de kleuren van kruiden, gras, riet en zeekraal. De wind waait pal in mijn gezicht, het voelt alsof ik word gezandstraald. Ik snuif de zoute lucht op, die de longen vult. Het enige geluid dat klinkt is dat van vogels. Meeuwen krijsen, scholeksters slaan alarm en tureluurs roepen in hun vloeiende zang terwijl ze massaal op de wieken gaan. Dit is voor mij de lokroep van de zee, ik weet het open water dichtbij, ook al is het maar een streepje aan de einder. Daarachter zie ik zeilen en daar weer achter Ameland.
Aan de voet van de buitenzijde van de zeedijk stuit ik direct op een paartje kluten. Ik hoef niet eens te zoeken. Ze zijn er gewoon en kijken niet op of om. Mijn aanwezigheid stoort de steltlopers geen moment. Met de opgewipte snavel, het is net alsof hij constant pedant zijn neus ophaalt voor zijn omgeving, veegt de vogel heen en weer door het lage water in de slenk. Zo zeeft de kluut met de snavel op een kiertje kleine slakjes, wormpjes en garnaaltjes uit het slik. Zodra de buit binnen is, klapt de gekromde snavel dicht. Op zijn lange poten stapt hij behoedzaam door het water, dribbelt soms even het droge op om vervolgens weer uit vissen te gaan. Door mijn verrekijker kan ik het paartje minutenlang observeren. De voorste kluut poetst zich de veren, zijn kop draait hij naar achteren en met de gebogen snavel kan hij makkelijk tot bij zijn nek komen. Het is een mooie ranke vogel, deze wijsneus. Gracieus.
In het najaar verzamelen zich hier duizenden kluten voor de trek naar Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Dankzij de milde winters blijven de kluten steeds vaker over in Nederland. Merkwaardig genoeg neemt het aantal broedparen in Neder- land, en dan met name op de Wadden, sterk af, terwijl de broedpopulaties in Zweden, Polen, Groot-Brittannië, Frankrijk en Spanje in de lift zitten. Langjarig onderzoek moet uitwijzen wat de oorzaak is, al lijkt het erop dat met name roof van eieren en jonge kuikens (predatie) en een tekort aan geschikte
broedlocaties de achteruitgang bespoedigen. De laatste tien jaar was het broedsucces zo laag dat er vijf tot tien broedparen nodig waren om één jong groot te krijgen. De kluut broedt in kolonies op zanderige vlaktes of moerassige weilanden en houdt van een lage vegetatie. Zulke open plekken zijn er steeds minder of ze groeien vaak dicht. Dan neemt het aantal roofdie- ren toe die de nesten weten te vinden. De vogels zijn territori- aal ingesteld en agressief tegen indringers. Maar tegen marters, roofvogels of groepen zeemeeuwen leggen ze het af. Net als een scholekster kan de kluut prima acteren. Als hij kuikens heeft en er nadert een belager, dan doet de ouder alsof hij gewond is en laat de vleugels hangen om de aandacht af te leiden.
In de 19e eeuw was de kluut in Groot-Brittannië uitgestorven, maar is in 1947 opnieuw in Suffolk geïntroduceerd. De herintroductie verliep bijzonder succesvol. Het tal broedparen neemt nog altijd toe. Het zijn dus vooral de plaatselijke condities die goed moeten zijn om de soort op de been te houden. Het paartje dat ik in de bijna drooggevallen kreek onder aan de dijk tref, is helaas nog geen reden om in jubelzang uit te barsten. De jaarlijkse teruggang op het Wad is helaas nog niet gestuit. Al probeert It Fryske Gea het de kluut en andere steltlopers bij de inrichting en het beheer van de buitendijkse kwelders naar de zin te maken.
Vanaf het uitzichtpunt op de bunker in het Noarderleech kan ik met de verrekijker wel in de slikvelden van het Wad meer kluten zien die zich verzamelen voor de trek. Ze foerageren langs de waterkant om aan te sterken voor de aanstaande lange tocht.
In de knik van de zeedijk bij Vijfhuizen is een gemaal aangelegd. Wetterskip Fryslân en It Fryske Gea trokken bij de realisatie van dit miljoenenproject nauw met elkaar op. Bij het zee- gemaal De Heining is een vispassage gerealiseerd zodat paling, spiering, stekelbaars en andere vissoorten weer tussen zout en zoet kunnen migreren. Langs het afwateringskanaal dat door de buitendijkse polder Bokkepollen en de Keegen loopt die It Fryske Gea beheert, zijn komvormige laagten uitgegraven die bij vloed vollopen en bij eb droogvallen en enkele hoogten aangelegd voor broedende steltlopers. De gele paaltjesroute loopt langs een nieuwe vogelobservatieplek met zicht op zo’n kraamkamer. Ze liggen als eilandjes in het water. Die veilige wijkplaatsen moeten de predatie door landroofdieren sterk verminderen. Het is wel te hopen dat de steltlopers zich de meeuwen en andere gevleugelde rovers van het lijf weten te houden. In een brede bocht van het afwateringskanaal zie ik tientallen scholeksters aan de waterrand staan, tussen honderden meeu- wen en een kleine twintig lepelaars. Ze rusten en zoeken elkaars gezelschap. Ik kan mijn geluk niet op. Fantastisch om te zien.
Tussen 15 juli en 15 maart is het hele buitendijkse gebied vrij toegankelijk, al blijven honden ten strengste verboden. Dat maakt het mogelijk om over kaden en veepaden de weidse natuur te ervaren, op avontuur te gaan in dit oneindige land- schap dat oplost in het Wad. In de nazomer kleurt de kwelder blauwlila van de bloeiende zeeaster, terwijl in het najaar het rood van de kwelderplanten overheerst. Strandlopers, kluten en andere steltlopers en weidevogels checken massaal in voor de overwintering elders. De buitendijkse polders zijn dan een drukke vlieghaven met vele tienduizenden passagiers die gezamenlijk ‘boarden’ voor de lange reis.
Op het moment dat ik in de richting van de buitenste rand van de kwelder loop, dus naar zee, wordt het vloed. Vanuit de verte zie ik het water de kreek instromen. Het schuim van de branding
dat mee wordt gevoerd, geeft een idee van de snelheid. Ik meet het, met zeker een meter per twee seconden stroomt het water voorbij. Ik kan er bijna niet tegenaan lopen. Eb botst op vloed. Het is een kantelpunt. Dat is de bijzondere dynamiek van het buitendijks land. Twee keer per dag stijgt het water en gaan kreken en slikvelden kopje onder en twee keer valt alles weer droog. Met als gevolg een uniek brak milieu. Ter hoogte van de zeedijk buigt het snel stijgende water af, er ontstaat in de bijna drooggevallen geul zelfs kortstondig een stroomversnelling. Het water bruist en gorgelt. De gebarsten scheuren in het slik vullen zich met water.
Ik tref een boer die een rondje langs zijn jongvee in de polder maakt. Hij beaamt dat er voor hem geen mooiere plek op aarde denkbaar is. “Het is hier nooit hetzelfde. De dynamiek van zee en kwelders maakt elke dag, elk moment, weer anders.” Zijn kinderen neemt hij als het even kan mee op zijn tochten door de velden. “Weer of geen weer, we zijn altijd buiten.”
Zelf eropuit?
Het Noarderleech is het centrale deel van Noard- Fryslân Bûtendyks, een ruim 4.200 hectare groot buitendijks kweldergebied tussen Zwarte Haan en de pier bij Holwerd aan de noordkust van Fryslân. Het uitgestrekte natuurgebied is met zijn zomerpolders, zilte graslanden, dobben, kwelderwerken en slikvelden -en natuurlijk de rust en de ruimte- een eldorado voor de meer dan een miljoen vogels die hier jaarlijks rusten, broeden en foerageren zoals de kluut. Daarnaast kent het gebied door de dynamiek en de invloed van de zee een unieke flora van zouttolerante planten, die in het najaar zorgen voor een veelkleurig palet van rood, geel, groen en grijstinten.
Toegankelijkheid
In het Noarderleech zijn twee gemarkeerde wandelroutes uitgezet die het hele jaar toegankelijk zijn. Bij de toegangen tot deze wandelroutes onderaan de zeedijk staan informatiepanelen. Buiten het broedseizoen, dat loopt van 15 maart t/m 15 juli, mag er in het gehele gebied vrij gewandeld worden. Houd er wel rekening mee dat er vee kan grazen in het gebied. Loslopend vee en kwetsbare vogels gaan helaas niet goed samen met honden, daarom mag de hond niet mee op een wandeling door het natuurgebied. U kunt uw bezoek aan het Noarderleech starten bij het Kweldercentrum aan de Noorderleeg onder aan de zeedijk ter hoogte van Nieuwebildtzijl. Dit (onbemande) bezoekerscentrum is te bereiken door vanaf Hallum
via de Doniaweg richting Hallumerhoek te gaan.
Na ongeveer een kilometer rechtsaf de Hoge Heerenweg in en na nog zo’n kilometer linksaf de Noorderleegsteroprit in. Aan het eind van de weg, na een scherpe bocht naar rechts, linksaf onder de zeedijk langs. Na een kilometer staat links het Kweldercentrum, hier is ook parkeergelegenheid.
Het bezoekerscentrum is elke dag vrij toegankelijk van 8.30 tot 17.30 uur.
Ter hoogte van het Tempeltje van Ids Willemsma start de nieuwe zeven kilometer lange wandelroute Dobbepaarden. Deze route vertelt het aangrijpende verhaal van de ruim 200 paarden die hier in de stormnacht van 31 oktober 2006 bange uren meemaakten. Hij begint bij het kunstwerk van Machiel Braaksma waar de paarden weer veilig aan land kwamen en voert langs de Ozingadobbe waar een kunstwerk herinnert aan de paarden die hier opeengepakt stonden. Volg de zwarte markeringspalen met rood en witte band.
Voor meer informatie en een wandelfolder kijk je op:
www.itfryskegea.nl