De prachtige plant beenbreek groeit bij voorkeur op zure bodems waar nauwelijks kalk in zit. Om die reden gaven herders en boeren de lelieachtige plant de zwartgallige naam beenbreek. Hun vee, met name schapen, graasde op plekken waar ze te weinig calcium binnen kregen en dus, als ze zich verstapten, makkelijk botbreuken opliepen. Beenbreek is tegenwoordig zeldzaam en bloeit in juli en augustus uitbundig op de Delleboersterheide.
De Delleboersterheide en Diakonievene vormen een langgerekt natuurgebied van It Fryske Gea langs de zuidoever van de prehistorische Friese rivier de Tsjonger. In de ijstijd slepen gletsjertongen diepe groeven in de ondergrond en onder het landijs vormden zich ijsrivieren die met het opwarmen van het klimaat uitgroeiden tot brede stromen. Door winterse stormen tijdens de laatste ijstijd vormden zich aan weerszijden van de breed uitwaaierende rivieren oeverwallen en hoge stuifduinen.
Dat glooiende landschap met een zanderige ondergrond, her en der diepe veenputten in de pingoruïnes en uitgestrekte heidevelden is in dit terrein van It Fryske Gea prachtig bewaard gebleven. De aankoop van landbouwgrond in De Hoorn, waar de natuur zich wonderwel goed heeft hersteld, geeft de lange rondwandeling extra charme.
Droogte
Terwijl ik de eerste schreden op het pad zet, overvalt mij een onmetelijke lichtheid. Vogels kwinkeleren in de boomkronen, de wind ruist door de bladeren en de zon werpt banen van licht over het land. Het zandpad voert naar een oud landschap met een paar verspreid staande boerderijen tussen glooiende akkers. Op de erven van de huizen staan hoge bomen die de bebouwing deels aan het zicht onttrekken. Twee kastanjes waken over Klein Delleburen. Zwaluwen wentelwieken over het pad en om de daken van de schuren. De aantrekkende bries doet kleine draaikolkjes van stof ontstaan boven het pas geploegde land. Het is droog, gortdroog. Al wekenlang is er een gebrek aan regen. Het mos in de berm verdort, de natuur smacht naar water.
“Door de ontginning en de aanhoudende droogte van de laatste jaren is de soort zeer sterk afgenomen”
Wolken als slagschepen, de zeilen gehesen, drijven over mijn hoofd heen voortgeblazen door de straffe wind uit het zuiden. Warme lucht verdrijft de kou, de zon die geregeld tussen het wolkendek heen prikt is behoorlijk krachtig. Een citroenvlinder fladdert over het pad.
Eigenlijk ben ik, het is half mei, net te vroeg om de beenbreek in bloei te zien. De soort gedijt in natte heidevelden, aan de rand van beekdalen en op blauwgraslanden. Door de ontginning van woeste gronden en ook door de aanhoudende droogte van de laatste jaren is de soort zeer sterk afgenomen. In de Delleboersterheide komt de beenbreek gelukkig op een aantal plekken voor. De bloei van de gele trosvormige bloemen vanaf juni is onmiskenbaar. In het najaar zijn de oranjerode doosvruchten niet over het hoofd te zien. Het kruid groeit in groepen.
De plant heeft een stevige, kruipende en vertakte ondergrondse wortelstok waaruit de stengel meestal aan de voet opstijgt. De onderste bladeren zijn zwaardvormig, de stengelbladen klein en schedeachtig. Hoewel beenbreek dus in een kwade reuk staat bij boeren die de lelieachtige plant haar Nederlandse naam gaven, doen er ook verhalen de ronde dat het slijm van de plant vroeger juist gebruikt werd om beenbreuken te genezen. What’s in a name? Bij de oude Grieken werd de stengel aanbevolen tegen winderigheid van de darmen.
Beenbreek heeft een voorkeur voor zonnige plaatsen op matig zure grond bestaande uit veen of venig zand en leem op plekken met weinig schommelingen in de waterstand. De plant is te vinden langs greppels en vennen of pingoruïnes en aan de rand van verlande plassen. Na de bloei worden de zaden door de wind uit de doosvruchten geschud. Ze leven korter dan een jaar. Vroeger werd uit de bloemen een kleurstof gewonnen om het haar te verven.
Wonderlijke plant
Er is iets wonderlijks aan de hand met beenbreek. Dankzij schimmels die in symbiose leven (samenleven voor ieders voordeel) op de wortels is de plant in staat om onder voedselarme omstandigheden met heel weinig voedingsstoffen toe te kunnen. Zo’n efficiënt gebruik heet mycorriza. Beenbreek is ook in dat opzicht een wonderlijke speling van de natuur. De beperkte verspreiding dankt het aan de hoge eisen die het stelt aan de omgeving: kalkarm, schoon, zuur en liefst aan de natte kant. De aanhoudende droogte door de versnelde klimaatverandering doet de plant dan ook geen goed. De maatregelen die It Fryske Gea in de Delleboersterheide heeft getroffen door de condities voor vochtige heideterreinen te verbeteren, het grondwaterpeil zo hoog mogelijk te houden en poelen uit te graven, moeten de zeldzame plantensoort een steuntje in de rug geven.
Het is aan de inzichten van Alexander von Humboldt te danken dat in de negentiende eeuw wetenschappers inzagen dat in de natuur alles met elkaar samenhangt
Het is aan de inzichten van Alexander von Humboldt te danken dat in de negentiende eeuw wetenschappers inzagen dat in de natuur alles met elkaar samenhangt ‘door middel van duizenden draden met elkaar verbonden’, zoals hij schreef. Op deze theorie bouwde Darwin zijn evolutieleer verder. Als een draadje wordt losgetrokken, gaat het hele ‘web’ verloren. Humboldt beschreef de aarde als ‘een natuurlijk geheel dat door inwendige krachten wordt aangestuurd en bezield’. En die natuur, aldus Von Humboldt, stond in een geheimzinnig soort verbinding met ons innerlijke leven. Een heldere blauwe lucht, roept bijvoorbeeld andere gevoelens op dan een zwaar, donker wolkendek. Een tropisch landschap vol palmen en bananenbomen heeft een ander effect op het gemoed dan een luchtig bos met ranke, zilveren berken. Om de wereld te begrijpen, moet je deze volgens Von Humboldt fysiek ervaren.
Darwin verduidelijkte vervolgens, staand op de schouders van Von Humboldt, dat de variatie aan landschapstypen een gevolg is van de gevarieerde bodemopbouw met zand, veen, leem, kalksteen, graniet en andere gesteentesoorten. Al die landschapstypen brengen een eigen flora en fauna met zich mee. Darwin kwam in zijn evolutionaire werk met de metafoor van de waterkant. ‘Het is interessant te kijken naar een dichtbegroeide oever’, mijmerde hij. ‘Bekleed met allerlei soorten planten, met vogels die zingen in de struiken, met allerlei rondvliegende insecten en wormen die kruipen, en daarbij te bedenken dat al deze ingewikkeld gebouwde vormen, die zo van elkaar verschillen en op zulke ingewikkelde manieren van elkaar afhangen, allemaal ontstaan zijn dankzij wetten die nog steeds om ons heen in werking zijn.’
Veel recenter zegt milieuactivist en schrijver Paul Kingsnorth dat mensen zich weer als onderdeel van de natuur moeten gaan beschouwen. ‘Word weer verliefd op de natuur, probeer haar te begrijpen, snap waarom zij ertoe doet. Probeer wilde plekken te beschermen en neem niet meer uit de natuur en van de aarde dan je teruggeeft. Behandel het leven met eerbied.’
Natuur netwerkt in optima forma
Het mooie is dat een zoektocht naar de bijna verdwenen beenbreek me met de neus op de feiten drukt. In de levende natuur hangt alles miraculeus samen. Op de voedselarme grond gedijt deze plant alleen dankzij de slimme samenwerking met schimmels. Het is netwerken in optima forma. Natuurorganisaties zoals It Fryske Gea baseren zich in hun bezigheden in sterke mate op het ecologische denken waarvan Von Humboldt een pleitbezorger was.
Tijdens mijn bezoek aan de Delleboersterheide vallen meer puzzelstukjes op hun plek. Zoals het heideblauwtje dat in juli en augustus boven de dophei en struikheide fladdert. De rupsen leven van de bloemen en jonge scheuten van de dophei, de vlinders van de nectar. Het heideblauwtje leeft in mutualisme met mierensoorten. De rupsen en poppen hebben klieren die een zoete geur afscheiden, waar de mieren verzot op zijn. Zij bouwen vaak een nest rond de pop en beschermen zo in hun wederkerige relatie de vlindersoort tegen hun vijanden.
Terwijl ik aan de oever van een doodlopende oude meander van de Tsjonger naar de scheuten van de beenbreek speur, zie ik opeens tegenover me in de oevervegetatie wat bewegen. Een takje en riethalmen schudden heen en weer, dan zie ik dat een harig beest half uit het water tegen de wal opkruipt om wat groen te bemachtigen. Eerst denk ik dat het een muskusrat is, maar dan draait het dier zich soepel om en kijkt me nieuwsgierig aan. Het is een otter. Zeker een minuut blijf ik verbouwereerd kijken naar de behendige bewegingen in het water. Dan duikt hij onder, de staart is het laatste wat ik zie voordat de otter onder water verdwijnt. In een mum van tijd zie ik hem tien meter verderop weer opduiken. Ik vermoed dat hij een slaaphol maakt van plantaardig materiaal in de buurt van een groepje wilgen langs de kant. Het is voor mij het bewijs dat de ecologische levensaders die vanaf de Weerribben langs de Friese rivieren Lende, Tsjonger en Koningsdiep zijn bedacht, ook in de praktijk werken. Wat een wandeling op een zaterdagmiddag wel niet vermag. Gewoon overdag, een otter aan het werk.
Zelf eropuit?
De Delleboersterheide is een beekdallandschap van 195 hectare groot, nabij Olderbekoop. Het natuurgebied is te bereiken vanaf de weg Oldeberkoop-Makkinga. Bij de ingang van het gebied vind je een parkeerplaats en een informatiepaneel. De Delleboersterheide is het gehele jaar door overdag vrij toegankelijk op de wandelpaden.
Honden zijn niet toegestaan.
Voor meer informatie en een gratis te downloaden wandelfolder kijkt u op:
www.itfryskegea.nl