Vanaf de waterplas in de Catspoolder ten zuiden van Wolvega drijft het gakken van de
herrieschopper eersteklas me tegemoet. De wind staat precies goed, een beetje van de snelweg A32 af, zodat het voortdurende dreunen van het passerend verkeer verwaait. Vanuit de nieuwe kijkhut Catskieker is het uitzicht over het meertje fenomenaal. Een formatie kolganzen strijkt neer om zich op te maken voor de nacht. De Lendevallei biedt hen een perfecte rustplaats.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Dico de Klein en Hans Pietersma
Het reservaat van It Fryske Gea aan weerszijden van de Lende is vanaf Wolvega tot De Hoeve stukje bij beetje herscha- pen in een moeraswildernis waar de natuur de overhand heeft. Er lopen talloze wandelpaden door de ‘poolders’ die gestaag van boerenland de metamorfose doormaken naar moeras met riet- velden, broekbossen van zwarte els en wilg en bloemrijk grasland. Het waterpeil kan iets meer worden afgestemd op de behoeften van flora en fauna.
De ochtend was in nevel gehuld, maar in de middag trekt de wind iets aan en drijft de mist van het land. Er ontvouwt zich een prachtig winters panorama. De elzen glimmen als donker asfalt, aan de takken hangt rijp en ook het riet is wit uitgesla- gen en kraakt in het opstekend briesje. De ondergrond is licht opgevroren, dat treft want anders zou ik met mijn schoenen zeker tot aan de enkels wegzakken in de papperige veenbodem. De auto parkeren doe ik vlak voorbij het viaduct in de weg die onder de A32 doorloopt en eindigt langs de Lende.
Als ik uitstap hoor ik het doel van mijn zoektocht al van ver. De schemer valt op een grijze winterdag al vrij vroeg in, zodat ook de kolganzen bijtijds hun nachtrevier opzoeken. Ik loop een klein stukje over het asfalt dat meeslingert met de curven in de Lende en soms heel even ervan afwijkt. Het grasland staat plasdras. Gelukkig is er amper verkeer. In een bocht verwijst een bordje in de richting van de in 2018 gebouwde vogel- kijkhut. In de elzenhaag fluiten vinken en mezen, een enkele keer mengt een merel zich in de bevallige vogelsymfonie.
Er loopt een glibberig pad onder de kade langs naar de hut, zo benader ik de vogels op en rond het water ongezien. Ik adem wolkjes uit. Het is bijtend koud. Bijna glijd ik uit, nog maar net weet ik mijn evenwicht te hervinden op het ijzige gras.
De ganzen gakkeren terwijl ze zich in landingspositie manoeu- vreren en kennelijk permissie krijgen van de luchtverkeers- leiding om het gestel uit te gooien en op het wateroppervlak te landen. De ganzen, slobeenden, smienten en wilde eenden die al op de plas ronddobberen onthalen de nieuwkomers op nerveus gesnater. Alleen de kleine zwanen en grote zilverreigers laten de drukte stoïcijns aan zich voorbijgaan. Majestueus drijven de grote vogels als witte kruisers tussen de beweeglijke torpedo- bootjagertjes. De reigers hebben alleen aandacht voor vis en turen minutenlang zonder met de ogen te knipperen langs hun lange spitse snavel. Het is winter, elk beetje voedsel telt.
In 1938 kocht It Fryske Gea het eerste stukje land in de Lendevallei aan om nog iets van het natuurlijke landschap te redden. Eind vorige eeuw kwam het herstelwerk in een stroom- versnelling. De Lendepoolder, Catspoolder, Helomapoolder, Bleekerspoolder, Sickingapoolder en Scheltingapoolder maken nu met het Oolde Stroomdal en het eerste stukje dat het Friese landschap verwierf, deel uit van een zeer gevarieerd natuurge- bied. Behalve de honderden ganzen kunnen vanuit de vogel- kijkhut de Catskieker ook geregeld doortrekkende lepelaars en zee- en visarenden worden gespot. In de bomen op de ach- tergrond laten aalscholvers vaak hun vleugels drogen. Terwijl ik terugloop, klapwiekt een aalscholver moeizaam over. Kennelijk weet die niet zo goed een rustplek te vinden, want even later komt de vogel in kwestie weer terug.
Bij tienduizenden strijken in het najaar de kolganzen in de lan- derijen in de buurt van waterplassen of de IJsselmeerkust neer. Vaak in gezelschap van rietganzen en grauwe ganzen. Toch laat de kolgans zich makkelijk herkennen aan zijn kenmerkende witte snavelbasis die als een kol rond de snavel afsteekt en de dwarse zwarte vegen over de buik. Het hoge jodelende geluid en kakelend gegak maakt de in V-formatie overtrekkende gan- zen tot de heraut van de winter bij uitstek. Hun komst is een voorbode van Siberische kou en het korten van de dagen. Even- als hun al even luidruchtig vertrek in het voorjaar de aankondi- ging van de lente en oplopende temperaturen betekent.
De overwinteraars in Nederland zijn voor het overgrote deel afkomstig uit Noordwest-Rusland en Siberië. Het aantal wintergasten kan oplopen tot 800.000, van hen blijven slechts enkele honderden paren achter om een broedpoging in Nederland te ondernemen. De kolganzen voeden zich vooral met gras en soms ook oogstresten van bijvoorbeeld suikerbie- ten. Als de arctische lente in mei, juni aanbreekt moet de kol- gans terug zijn in de onmetelijke toendra’s om een nest met vijf tot zes eieren uit te broeden. Als er veel lemmingen zijn, kan de gans meer jongen grootbrengen omdat de poolvos dan liever zijn buik vult met de knaagdieren die zich wat makkelijker laten verschalken. De kolganzen broeden in los kolonieverband en zijn niet territoriaal ingesteld. Er is doorgaans voedsel genoeg in het broedgebied.
Vooral in de vroegte of tegen het vallen van de avond is het een prachtig gezicht de uit tientallen tot vele honderden ganzen bestaande groepen te zien opstijgen of landen. De veilige slaap- plaats bij het water wordt overdag verruild voor raaigrasgazon. Het extreem voedselrijke grasland dat de boeren nastreven is een kolfje naar de hand van de gans en neem het ze eens kwalijk. Het is een tafeltje-dek-je en dat in een periode dat schraalhans keukenmeester is. De kolgans is beschermd en verdient bewon- dering alleen al vanwege zijn vermetele vliegkunst. Over bijna tienduizend kilometer weet de vogel door een uitgekiende navi- gatie de Catspoolder of andere overwinteringsbestemmingen te vinden. Routenavigatiesystemen kunnen er een puntje aan zuigen. Fryslân is vanouds ganzenland en mag dat blijven.
De afgelopen twintig jaar meldt de kolgans zich steeds vroeger, vaak al eind september. Echt massaal begint de trek in oktober op gang te komen. Tijdens de winter vliegen de ganzen vooral heen en weer tussen slaapplek, voedselgebied en drinkplek. Ganzen zijn verstoringsgevoelig. Uit onderzoek blijkt dat een kolgans zes procent extra moet foerageren als hij vanwege onrust op de wieken gaat. Kolganzen blijken ook redelijk honkvast, hoewel ze het ruigebied Taimyr in Siberië delen zal de ene groep altijd richting Noordzee vetrekken, terwijl een andere populatie Hongarije en omliggende landen verkiest.
Alleen als het bar en boos is, aanhoudende kou en sneeuw- jachten, verkassen de kolganzen massaal naar mildere streken. In de strenge winter van 2009 op 2010 trokken tienduizenden ganzen vanuit het zwaar door sneeuwval getroffen Duitsland en nog oostelijker gelegen landen naar zuidelijk Nederland. Eind februari vertrokken de meeste weer, wat imposante beelden opleverde, alsof er een armada overtrok. De lucht vol ganzen en klarinetachtige tonen. De klank van een onvergetelijk muziek- stuk, een belofte dat de kou en het duister weer plaatsmaken voor warmte en licht. Een spektakel dat gelukkig elk jaar opnieuw aanbreekt.
De ganzen en eenden houden het water zo lang mogelijk open zodat ze een drinkplek houden in de Lendevallei. Ik loop terug naar de fietsbrug over de Lende om vervolgens een rondje door de Lende- en Helomapoolder te maken. Tussen manshoge braamstruiken en rietkragen loop ik langs de zandwinplas waar een kijkscherm is geplaatst. Het bevroren riet ritselt, terwijl het dichte broekbos van elzen en wilgen zich geheimzinnig om mij heen sluit. Ik volg het wandelnetwerk vanaf 57 naar 58, vervol- gens 56 en terug naar 57. Een rondje van een paar kilometer door het verstilde moerasland, terwijl het constante geronk van auto’s op de achtergrond klinkt als de branding van de zee.
Het pad slingert door een bosje, passeert open grasland en leidt me naar de gerestaureerde uit hout opgetrokken Helomasluis. Daarna neem ik een met een rood paaltje gemarkeerd smal bos- pad. Het opgevroren bladerdek knispert onder mijn voeten.
De basten van de elzen zijn met mos begroeid. Over een paar spekgladde vlonders bereik ik een breder pad dat ik tot aan de uitkijkheuvel over de Scheltingapoolder volg. In de verte denk ik in de schemer de oplichtende spiegel van een ree te zien, dichterbij gekomen blijkt het gezichtsbedrog. De hoogte biedt een geweldig uitzicht over de Lendevallei die haar ontstaan dankt aan de voorlaatste ijstijd. De rivier was na het opwarmen van het klimaat ruim een kilometer breed. Kwelwater van de oeverwallen komt in de polder aan de oppervlakte zodat de omvorming tot bloemrijk grasland kansrijk is. In het voorjaar kleuren de weiden roze van de pinksterbloemen. Net voor het donker invalt, ben ik terug bij mijn beginpunt. Het is volmaakt stil. Zelfs de ganzen doen er nu even het zwijgen toe.
Zelf eropuit?
De Lendevallei bij Wolvega is een groot beekdal- complex, waarin de sporen van de vroegere veen- afgravingen nog terug te vinden zijn. Zo zijn er uitgestrekte elzenbroekbossen ontstaan in de verlande petgaten en is in de Helomapoolder het veensluisje te vinden. In het verleden zijn grote delen van het ver- veende land omgevormd tot landbouwpolders, zoals de Lendepoolder en de Catspoolder. In een meer recent verleden zijn deze polders door It Fryske Gea aangekocht en weer onder water gezet. Deze natte natuurgebieden vormen nu een eldorado voor vogels en libellen, mede dankzij de verbeterde waterkwaliteit en de herstelde verbinding met de nabijgelegen natte natuurgebieden de Weerribben, de Wieden en de Rottige Meenthe.
Toegankelijkheid
De Lendevallei is een uitgestrekt natuurgebied. Vanaf de Kontermansbrug bij De Hoeve ten noord- oosten van het gebied loopt een 13 kilometer lang fietspad langs de Lende tot aan de Driewegsluis. Ook tussen Wolvega en Peperga loopt een fietspad dat langs de Lendepoolder en de Catspoolder voert. Daarnaast zijn er diverse wandelmogelijkheden, bijvoorbeeld langs de Lendepoolder of door het Oolde Stroomdal. Er staan informatiepanelen in de Lendewyk, bij de Kontermansbrug, de fietsbrug over de Lende bij de A32 en de fietsbrug bij Et Wiede. Honden zijn welkom, mits aangelijnd.
Voor meer informatie en een gratis te downloaden wandelfolder kijk je op: www.itfryskegea.nl.