Voor mijn zoektocht naar een opmerkelijk fenomeen in de natuur mag ik dit keer opnieuw te voet het natuurgebied de Schaopedobbe van It Fryske Gea verkennen. Het is een van mijn meest favoriete gebieden. De wandeling van vier kilometer in het fraaie reservaat bij Elsloo voert door een afwisselend, glooiend terrein van heide, bos en langs open veld. Er valt altijd wat te beleven.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Hans Pietersma en Dico de Klein
Dit keer speur ik naar de geelgors, een opvallende verschijning op de droge heidevelden en hogere zandgronden van Zuidoost-Fryslân, Drenthe, Veluwe en Zuid-Limburg. De mannetjes met hun felgekleurde gele kopjes en borstpartij springen er uit. Ze zijn iets groter dan een mus en opmerkelijk honkvast. Alleen bij aanhoudende winterse koude verplaatsen ze zich vanaf het platteland naar de dorpskernen en de voedertafels in tuinen. Om ze te spotten, zit er dus weinig anders op dan de wandelschoenen of laarzen aan te trekken en op pad te gaan.
Opmerkelijk genoeg lijkt de dappere dodo ongevoelig voor de gestage afname van het areaal bouwland in Nederland. De omvorming tot monotone hoogproductieve graslanden, efficiëntere oogstmethoden en de oprukkende industrieterreinen en woonwijken hebben amper impact op de aantallen geelgorzen. Sterker nog, na een snelle afname tot aan de beginjaren negentig van de vorige eeuw, doet de geelgors het opeens weer beter. De negatieve ontwikkelingen in de landbouw hebben kennelijk geen vat op deze ‘jongens van stavast’.
Met de auto rijd ik vanaf de Kloosterweg het hobbelige zandpad naar de Schaopedobbe op. Voor de slagboom staat een informatiebord over het natuurterrein van It Fryske Gea. De korte teksten en foto’s van planten en dieren tonen hoe rijk en gevarieerd het gebiedje is dat als een groene oase ingeklemd ligt tussen weilanden en akkers. In de voorlaatste ijstijd bleef een dikke laag keileem achter die in de laatste ijstijd bedekt raakte onder het stuifzand. Opvallend zijn de plateaus met steile randen, de begroeide zandduinen en de waterplassen, de dobben. In de prehistorie was het gebied al bewoond zoals blijkt uit vondsten van stenen pijlpunten, een kernbijl en urnenvelden die dateren van 3000 tot 4000 jaar voor Christus. Het is oud land.
Op zaterdagmiddag is het rustig. Er waait een frisse wind, het voelt waterkoud aan. Een fletse zon prikt door de nevel heen, veel warmte geeft hij niet. Een paar auto’s aan het begin van de rondwandeling bij knooppunt 31 verraden een handvol wandelaars. Zo vroeg in het seizoen zit er nog geen blad aan de bomen, zodat ik goed zicht heb op de omgeving. De aanblik van het heideveld omzoomd door bos met op de heuveltjes solitaire, grillig gevormde grove dennen en eiken is schitterend. De stammen zijn met mos begroeid. De aanzwellende bries ruist door de dennen. De korstmossen tussen de zilvergrijze heide lichten helder groen op.
Nog voordat ik een bijzondere waarneming heb gedaan, laat staan dat ik een geelgors heb gespot, geniet ik al volop van het buiten zijn. Het lopen in de natuur is een verademing. De zuivere lucht, het onverwachte van de natuur en de lichamelijke beweging doen een mens goed. Er is vrijwel niemand die daaraan twijfelt, de mens is voor het wandelen geboren. Het zandpad kronkelt over de glooiende heide, de kille wind blaast pal in mijn gezicht, de kou prikkelt de zintuigen. Richting Elsloo buigt het pad af langs maïsakkers en weilanden. In de verte zie ik drie reeën door het veld in volle draf naar de bosrand snellen. Een fantastisch gezicht, zo lichtvoetig en makkelijk ze bewegen als antilopen in de savanne. Wildernis dichtbij huis.
In hun winterkleed lijken de mannetjes veel op de vrouwtjes.
In de lucht klinkt het geluid van miauwende buizerds. Een maakt een verkenningsronde boven de heide. Een koppeltje groenlingen houdt zich gedeisd tussen de lage beplanting, vliegt even op bij mijn nadering en zoekt snel weer de dekking tussen de heide en graspollen. Iets verderop stuit ik op een medewerker van It Fryske Gea die een toezichtsronde over het terrein maakt. Hij bevestigt onomwonden de aanwezigheid van de geelgors, maar zelf heeft hij de vogel deze winter nog niet gezien. ‘Er zijn zeker broedgevallen bekend, dus hij zit hier wel.’ Op een website waar waarnemingen worden gemeld, staat dat er tussen begin december en begin januari zeker acht individuen zijn waargenomen op in totaal 62 plekken. In Fryslân concentreren de waarnemingen van de geelgors zich vooral op de Schaopedobbe.
In hun winterkleed lijken de mannetjes nog veel op de vrouwtjes met een bruin-grijs gekleurd verendek. Pas aan het eind van de winter en vroege voorjaar wordt het zaak voor de mannetjes te pronken met hun veren en krijgen ze hun niet te missen helder gele kop. De kenmerkende zang verraadt hun aanwezigheid vaak eerder dan dat je ze ziet, het klinkt ongeveer als ‘ti ti ti ti téh’. Sommigen horen daarin een sterke gelijkenis met de eerste tonen van de vijfde symfonie van Beethoven. Het klassieke lied wordt bij voorkeur gezongen vanaf hoge zangposten, op de Schoapedobbe zijn dat de toppen van de vliegdennen en eenzame eiken op de heide. Hij is er doorgaans als de kippen bij en nog voor zonsopgang laat hij zich horen. Vooral de stilte van de ochtend- en avondstond lijken zijn lust tot zingen op te wekken. Een geboren solist.
In de meeste maanden voedt de gors zich met zaden die hij bij voorkeur vindt in het halfopen akkerlandschap met greppels, houtwallen, hagen, bosschages en ruige overhoekjes. In de broedtijd schakelt hij over op wormen en insecten en krijgen de jongen spinnen, kevers, mieren, rupsen en sprinkhanen voorgeschoteld. De nestjes worden verscholen tussen hoge planten en struiken op de grond aangelegd en bestaan uit halmen, wortel en stukjes gras. De eieren, doorgaans vier tot vijf, worden door beide ouders verzorgd. Hij broedt graag in een insect- en zaadrijke omgeving. Dat verklaart mede de voorkeur voor de Schaopedobbe.
Geelgorzen trekken nauwelijks. Terwijl in Gelderland de soort nog altijd afneemt, doet de vogel het in Noord-Nederland opmerkelijk goed vooral in Drenthe, Zuidoost Fryslân en Groningen. Het heeft er alle schijn van dat de vogels minder afhankelijk zijn van akkers dan oorspronkelijk is aangenomen. Ze doen het ook goed in heidevelden, open gekapte bossen en jonge aanplant. In de broedtijd kunnen ze het kennelijk prima zonder het zadenrijke voedsel van de akkers stellen. Die flexibiliteit kon wel eens een belangrijke reden zijn waarom de geelgors het relatief goed doet terwijl het areaal aan akkergrond blijft afnemen. Het zou overigens wel helpen als rond de Schaopedobbe de boeren faunastroken en winterveldjes gingen inrichten zoals in Drenthe, Groningen en Flevoland. Zulke veldjes trekken in de winter grote aantallen geelgorzen. Aanplant van nieuwe bossen in het kader van de aanpak van de stikstofproblematiek helpen zeker ook om de klassieke zangers een steun in de rug te geven.
Het oostelijk gelegen stuk van het pad dat ik loop, is tussen 15 maart en 1 juli gesloten om kwetsbare vogelsoorten zoals paapje, roodborsttapuit, boompieper, boomleeuwerik en geelgors rust te gunnen tijdens het broedseizoen. Ik raad dan ook aan deze tocht direct eind februari of begin maart te maken, als het mannetje nog maar net zijn gele kostuum draagt. Die opvallende kleuren helpen bij de waarneming, maar spits vooral ook de oren. Zijn zang is moeilijk te negeren. De kans is groot dat de vogel zich verschuilt in de struiken of een vliegden. Hoewel ik weet dat de geelgors er moet zijn, zie ik hem niet. En dat is dan weer het mooie van de natuur, je krijgt de waarnemingen niet op een presenteerblad aangereikt.
Zoals gezegd, er valt genoeg te genieten op de Schaopedobbe, een heerlijk rondje lopen, niet te ver, niet te kort. Ruim voldoende voor een opgefrist gemoed. Het pad voert afwisselend over de heide, door kreupelhout, langs akkerranden en een statig sparrenbos met liniaal rechte stammen die als masten van een grote vloot aan zeilboten heen en weer deinen in de wind. Het hout kraakt en steunt, maar breekt niet. Vlak voor het einde van het rondje is een stuk bos open gezaagd. Een paar bomen zijn gespaard, op een daarvan zie ik een grote bonte specht als een handige bergbeklimmer zonder zekering omhoog hippen tegen de stam op. Hij voelt zich bespied en vliegt naar een volgende den en tikt met zijn snavel op het hout. Ik blijf een tijdje verrukt naar zijn dansje kijken en percussie luisteren. Een prachtig eindbesluit van een mooie wandeling. De geelgors bewaar ik voor een volgende keer. Ik wens u alvast veel geluk.
Zelf de geelgors ontdekken?
De Schaopedobbe bij Elsloo is een ca. 104 ha groot, door bos en schrale graslanden omgeven
heideterrein. De opvallendste elementen in het gebied vormen de twee ‘forten’, hoog gelegen,
met heide begroeide zandplateaus. Op een van deze plateaus ligt de eigenlijke Schaopedobbe,
die zijn naam te danken heeft aan het gebruik ervan als schapenwasplaats voor de jaarlijkse scheerbeurt. In het gebied ligt tevens een fraaie zandverstuiving, die aan het begin van de zomer blauw kleurt van de vele bloeiende zandblauwtjes. Dankzij de voedselarme grond en de variatie in hoogte komen in het gebied naast zandblauwtje ook bijzondere plantensoorten voor als heidekartelblad, liggende vleugeltjesbloem, wilde tijm, blauwe knoop, wolverlei en klokjesgentiaan. Door het microreliëf, waardoor luwe plekjes ontstaan die snel opwarmen, vormt de Schaopedobbe ook voor reptielen als adder en levendbarende hagedis een goed leefgebied.
Toegankelijkheid
De Schaopedobbe is via een wandelpad bereikbaar vanaf het parkeerterrein bij de Peperstraat even buiten Elsloo of via de zandweg die vanaf de Kloosterweg naar het gebied leidt. Ook is er een toegang vanaf het fietspad dat aan de noordkant van het terrein loopt tussen Peperstraat en Haerdijk. Bij deze drie toegangen staan informatiepanelen.
Door het gebied loopt een met rode paaltjes gemarkeerde wandelroute van ca. 5 kilometer. Tijdens het broedseizoen is de route door het gebied afgesloten, wel kunt u dan wandelen langs het gebied van het ene toegangspunt naar de andere. Honden zijn toegestaan mits aangelijnd.
Voor meer informatie en een gratis te downloaden wandelfolder kijk je op de website van It Fryske Gea.