De extra ogen waarmee de argusvlinder zich tooit, helpen de trots van het boerenland niet. De karakteristieke ‘oogjes in het zeil’ op de vleugels ten spijt, verkeert de vlinder in zwaar weer. Een ultiem reddingsplan moet uitkomst bieden.
In natuurgebied De Grutte Wielen van It Fryske Gea zie ik een enkeling gelukkig nog als snippers geluk fladderen op de wind. De natuur klopt in Leeuwarden nadrukkelijk op de poort van asfalt, steen en beton. Vlak buiten de stad ligt een waterrijk natuurgebied met een grote variatie aan planten en dieren. De rijkdom is een gevolg van de afwisseling van veen, klei en zand en in de laagten tegen de zandruggen aan een schakering van waterplassen en veenstroompjes. Door vervening en afslag zijn de rietomzoomde plassen ontstaan. In combinatie met de Ryptsjerksterpolder en de Bouwe Pet krijgt de natte as richting Lauwersmeer steeds meer smoel met fijne struinpaden.
Door het natuurgebied, dat bereikbaar is vanaf een parkeerplaats aan de ventweg langs de Groningerstraatweg, liggen tussen de rietvelden brede goed beloopbare graspaden. In het manshoge riet zingen rietzangers onophoudelijk. Tussen de gele plomp dobbert een paartje futen met al flink uit de kluiten gewassen jongen. Een van de ouders is niet te beroerd om een visje te delen met de jeugd.
Op de parkeerplaats staat maar een handvol auto’s en tijdens de wandeling zie ik alleen een stel dat de hond uitlaat. Het is opvallend rustig terwijl het verkeer over de vierbaansweg stuift. Het geraas van motoren vermengt zich met het geruis van de wind door het riet. Even was er de illusie dat de coronapandemie de toenemende mobiliteit een halt toe zou roepen. Ervoor zou zorgen dat mensen wat vaker het geluk in de eigen achtertuin gingen zoeken. Maar nu de lockdown op zijn laatste benen loopt, blijken mensen toch vooral gewoontedieren. We zitten weer bijna net zoveel in de auto als voor de ingelaste verplichte winterslaap. Wie het liever kalmpjes aan wil doen en de onthaasting zoekt in de natuur, kan gelukkig nog altijd in de Grutte Wielen terecht.
Kleine vos
Terwijl ik over de paden dwaal, dartelt de kleine vos vrolijk om me heen. Aan deze vlinder die voor zijn voortplanting volledig afhankelijk is van de grote brandnetel is geen gebrek. Vanaf maart is de algemene vlinder met zijn opvallend oranje vleugels volop te zien in ruigtes, tuinen, bosranden en bermen. De vlinder leeft op nectar van verschillende bloemen en kruiden. De rups is bijzonder kieskeurig en voedt zich alleen met blaadjes van de brandnetel. Het vrouwtje zet haar eitjes, in groepjes van veertig tot zestig, af op de onderkant van de bladeren van kleine of nieuw opschietende planten. Die zijn namelijk het rijkst aan voedingsstoffen. Als de rupsen voldoende hebben gegeten, verpoppen ze zich.
In krap dertig jaar is het aantal argusvlinders met 98 procent gedaald
Vooral rond de uitkijkheuvel aan de rand van de Grutte Wielen is de kleine vos talrijk. In de ondergroei van de bomen en langs de waterkant staan dan ook volop brandnetels die het in deze stikstofrijke omgeving goed doen. Terwijl de kleine vos gedijt, is de razendsnelle teruggang van de argusvlinder alarmerend. De ooit wijdverspreide argusvlinder is nog maar op tientallen speciale plekken in Nederland te zien, waaronder de Grutte Wielen. Alleen in de duinen en Zuid-Limburg neemt de kentering minder dramatische vormen aan.
Met uitsterven bedreigd
In krap dertig jaar is het aantal argusvlinders met 98 procent gedaald. Daarmee is het een van de snelst verdwijnende vlindersoorten in het land. Op de zandgronden is de argusvlinder volledig verdwenen, op klei, veen en in de duinen gaat het iets beter. In de vorige eeuw leek het onmogelijk, toch wordt de vlinder die zijn naam dankt aan de Griekse mythologische reus Argus met uitsterven bedreigd. Over zijn hele lichaam bezat deze mannetjesputter honderd ogen. De uitdrukking ‘iets met argusogen bekijken’ komt hier vandaan.
Normaal gesproken komt de argusvlinder twee keer per jaar uit de pop: de eerste generatie vliegt in mei, de tweede in juli en begin augustus. Tijdens hoge temperaturen in de zomer is zelfs een derde generatie mogelijk in september en oktober. De argusvlinder, en met name de rups, houdt van warmte. De graslandvlinder heeft een voorliefde voor gevarieerde, bloemrijke graslanden. De vlinder houdt van variatie in vegetatiehoogte. Er moet beschutting aanwezig zijn en warme plekken om op te warmen. Dat zijn stukken open grond, molshopen, muurtjes, stenen trappen, houten hekken en dergelijke. Dat maakte de vlinder tot uithangbord van het platteland.
Voortplanting
De vrouwtjes van de argusvlinder zoeken een zonnig plekje in het weiland om hun eitjes te leggen. De mannetjes verdedigen hun territorium fel tegen eventuele indringers. Ze vallen de concurrenten aan en proberen deze in een fladderend gevecht te verdrijven. De eitjes worden afzonderlijk aan de stelen of de toppen van de bladeren geplakt. De vrouwtjes zetten hun eitjes het liefst af waar wortels van het gras bloot komen te liggen, zoals in wegbermen of slootkanten. Na vijf tot elf dagen sluipen de rupsen uit de eitjes. De jonge rupsen eten vooral ’s nachts. Overwintering vindt plaats als halfvolgroeide rups, vlak bij de bodem tussen stenen, struiken en verdorde planten. Verpopping vindt plaats op overblijvende grassen zoals kropaar, ruwe smele, dravik, kamgras, kortsteel, zwenkgras, kweek en beemdgras.
Net als bij de kleine vos is de grondkleur van de vleugels oranje. Zoals de naam al verraadt zijn vooral het grote aantal oogvlekken op de achtervleugel en de twee prominente ogen op de voorvleugel een goed herkenningspunt. Dat is dan ook waar ik deze prachtige vlinder aan herken terwijl ik over de paden van de Grutte Wielen struin. Het is een energieke, rusteloze vlinder die zich graag tegoed doet aan nectar van rode klaver en akkerdistel.
Reddingsplan
Nadat in het nieuwe millennium alle seinen op rood kwamen te staan voor de argusvlinder, stelde de Vlinderstichting in het najaar van 2014 een reddingsplan op. De oorzaak van de pijlsnelle achteruitgang ligt in een veelvoud van factoren die vooral te maken hebben met de snelle opkomst van monotone, uitgestrekte raaigraslanden op boerengrond. De afname en versnippering van kruidenrijk grasland leidt tot een vermindering van het nectaraanbod. Tevens verdwijnen in de grootschalige, industriële landbouw de kleine landschapselementen die juist de argusvlinder beschutting en warmte bieden. Waarschijnlijk is ook de stijgende neerslag van stikstof met een versnelde vegetatiegroei tot gevolg een boosdoener. Door de snelle groei van het gras koelt de graspol af, waar de rups slecht tegen kan. Daarnaast speelt de versnelde klimaatverandering met toenemende weersextremen en verdroging een rol.
Het leefgebied van de argusvlinder kan volgens het beschermingsplan een oppepper gebruiken
Het leefgebied van de argusvlinder kan volgens het beschermingsplan een oppepper gebruiken. Door tuinen en bermen vlindervriendelijk te maken, bloemenweiden aan te leggen en natuurinclusieve landbouw te stimuleren, kan iedereen de argusvlinder een steuntje in de rug geven. Elk jaar vindt in mei en in augustus een vlindertelling plaats speciaal voor het turven van de argusvlinder. Zo is het goed mogelijk een vinger aan de pols te houden en te kijken welke maatregelen hout snijden.
Nu al staat vast dat voor de argusvlinder de natuurlijke graslanden en bermen een laatste strohalm vormen voor overleving. Laat in het jaar maaien, nadat de zaden van de bloemen op de bodem zijn gevallen en bij een maaibeurt een deel van de bermbegroeiing in stroken laten staan en vooral het maaisel afvoeren, leidt tot een hogere biodiversiteit. De argusvlinder heeft er baat bij. Het is leuk dat de kleine vos in polonaise door de lucht danst, maar het zou nog mooier zijn als de vlinders die het onderspit delven, weer wat meer lucht krijgen. In de Grutte Wielen kunnen de wandelaars dan nog vaker genieten van de oranje capriolen van de vechtlustige en energieke stuntvliegers.
Tekst: Fokko Bosker
Foto’s: Dico de Klein